Opdracht 24 : Werkboek opdrachten

4.1 : Einde van der wereldrijken.

 

1.         a.         Onder aanvoering van Ghandi in Brits-Indië en Soekarno in Nederlands-Indië ontstond er verzet tegen de koloniale overheersing

            b.         1. De Britten hadden Soekarno en Ghandi onderschat

                        2. De Britten hadden al een deel van hun macht afgestaan

            c.         Tussen Hindoes en Moslims brak geweld los, de moslimleiders riepen een eigen staat uit, Pakistan, zodat de moslims daarheen konden vluchten

            d.         De dekolonisatie van India was een koloniale oorlog de dekolonisatie in Indonesië noemde de Nederlandse regering een politionele actie

            e.         De Amerikanen wilden niet dat Vietnam communistisch werd

 

2.         a.         Dat Nederland haar koloniën verloor

            b.         Veel Nederlanders dachten dat Nederland Indonesië nodig had voor het herstel van de welvaart

            c.         Bij bron 2, want Nederlanders dachten dat ze Indonesië nodig hadden

 

3.         a.         1 - 2 - 4 - 5 - 3

            b.         door de oorlog in Algerije kon Frankrijk er niet nog een oorlog bij hebben

            c.         bij de dekolonisatie van na 1957 werd de macht vreedzaam overgedragen in plaats van met geweld

 

4.                     omdat president Nkrumah de onafhankelijkheid wilde

 

5.                     1. Angst voor het communisme

                        2. het idee van containment kwam voor het eerst naar voren

                        3. grote inflatie in Amerika      

                        4. Noord-Vietnam/Zuid-Vietnam

 


 

4.2 : De Koude Oorlog.

 

1.         a.         Er was al veel spanning tussen Stalin en Truman en tijdens de conferentie van Potsdam vertelde de Amerikanen dat ze een atoombom hadden

            b.         Truman kondigde de containment politiek af, de Amerikanen maakten zich toen grote zorgen. De VS lanceerden de Marshallhulp

2.         a.         A         In West-Duitsland

                        B          In Oost-Duitsland

                        C          In de westerse landen (bijv. Nederland)

                        D          In de Oosterse landen (bijv. Polen)

                        E          Op de grens tussen Oost-Duitsland en West-Duitsland

            b.         Er heerst grote spanning tussen Truman en Stalin

            c.         De grenslanden helpen elkaar

            d.         - Duitsland is nu één land

                        - Joegoslavië is verdeeld in twee landen

            e.         Wegens het communisme van Noord-Korea en Rusland

 

3.         a.         Stalins opvolger Chroesjtjov zei dat er vreedzame coëxistentie nodig was

            b.         Toen de VS ontdekten dat er Russische kernraketten waren op Cuba, waar communist Fidel Castro de macht had gegrepen           

            c.         Er volgden in de Koude Oorlog 15 jaar van ontspanning

            d.         Omdat ook die oorlog om communisme ging

 

4.         a.         Gorbatsjov maakte bekend dat het Rode Leger de communistische regimes in andere landen niet meer zou beschermen

            b.         Na de val van de muur wilde de mensen heel Duitsland verkennen 

 

5.                     Nee, de gevolgen zijn inderdaad niet langer voelbaar, maar misschien hebben wij de gevolgen wel helemaal niet door

 


 

4.3 : Herstel van Europa.

 

1.         a.         Ze spraken af een gemeenschappelijke markt te vormen, dit zou goed zijn voor hun economieën

            b.         Italië, Duitsland, België, Luxemburg, Nederland, Frankrijk

            c.         Juist, juist, juist, onjuist, onjuist          

 

2.         a.         De EEG is tegenwoordig de EU. Wat in bron 7 beschreven staat is nu de EU

            b.         de Fransen en Duitsers kunnen goed samenwerken en komen vaak met gezamenlijke voorstellen

            c.         Konrad Adenauer regeerde tot zijn 87e

3.         a.         Om de parlementaire democratie de rechtstaat en de mensen rechten te verdringen

            b.         Die moest bepalen of de lidstaten de menden- en burgerrechten naleefden

            c.         Omdat Duitsland een nieuwe democratische grondwet kreeg

            d.         Er was rust en welvaart het was dus een stabiele democratie

            e.         Omdat Groot-Brittannië en Denemarken welvarender waren

 

4.         a.         - Een interne markt

                        - Gemeenschappelijke munt

                        - Handelsvoorwaarden

            b.         Dat iedereen dezelfde belasting moet betalen omdat iedereen even lang moet werken

 

5.                     Hoofdvraag :   Hoe is Europa hersteld?

                        Deelvragen :    - Hoe gaat het met de democratie na de oorlog?

                                                - Wat doet de raad van Europa?

                                                - Waar zorgen de Benelux en de EGKS voor?


 

6.2 : Nationalisme in Oost-Europa.

 

1.         a.         De Russen kozen een eigen president, hij besloot de Sovjet-Unie om te vormen tot een verband van onafhankelijke republieken

            b.         De Sovjet-Unie viel uiteen in vijftien onafhankelijke staten

            c.         Onjuist, want bij het communisme is alles van iedereen

 

2.         a.         Een groot aantal problemen, wellicht zelfs de meeste problemen waar de bevolking van de voormalige Sovjet-Unie, met inbegrip van het Russische volk, thans mee te kampen heeft, is het gevolg van het uiteenvallen van onze gemeenschappelijke staat           

            b.         Een staat die niet in staat was om te overleven in een snel veranderende wereld

            c.         Wat is de oorzaak van het uiteenvallen van de Sovjet-Unie?

 

3.         a.         Serviërs, Kroaten en Bosnische moslims

            b.         Om alle overgebleven niet-Serviërs te vermoorden

            c.         Er leefden meerdere familiegroepen binnen een stam

            d.         Overeenkomst :           Burgeroorlogen

                        Verschil :                     Rusland heeft in Tsjetsjenië wel ingegrepen

 

4.         a.         Omdat het nu een Servisch dorp is

            b.         Omdat er vreselijke dingen zijn gebeurd

 

5.         a.         Er kwamen 22 staten uit voort

            b.         De landen van linksboven naar rechtsonder :

                        1. geel

                        2. rood

                        3. groen

                        4. blauw

            c.         Het kruisje ligt in het oosten van Bosnië (groen)